Kleine goedheid als hoop voor de toekomst


Ook dat is ethiek: besef van immoraliteit. Het besef van het kwaad waartoe mensen en sociaal-politieke systemen in staat zijn. Immoraliteit als keerzijde van het goede.’ Ik ontleen deze woorden aan de Joodse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995). Een filosoof die beide ouders, zijn twee broers en zijn schoonfamilie verloor tijdens de Tweede Wereldoorlog. Iemand die de ineenstorting van de beschaving voor zijn eigen ogen meemaakte. Maar voor wie de ware aard van de mens niet samenvalt met hebzucht en voor wie ware vrijheid niet ontaardt in eigenbelang.

Als je te maken krijgt met oorlogsgeweld, zoals nu in Oekraïne-Rusland, Israël-Gaza, Soedan en andere brandhaarden, waaruit kun je dan hoop putten? De vraag gaat evengoed op voor kleinschaliger en minder zichtbare vormen van geweld. En voor maatschappelijke uitdagingen, zoals omgaan met klimaatverandering, die onmacht, cynisme en wanhoop kunnen oproepen.

Welke ethiek houdt stand en geeft hoop, ondanks alles, en voorbij instituties die zowel kunnen bijdragen aan humaan samenleven als de humaniteit om zeep kunnen helpen?

Een ethiek zonder systeem
Levinas’ antwoord op de vraag welke ethiek standhoudt, in het besef dat het kwaad altijd op de loer ligt, komt neer op een ethiek zonder systeem. In wat volgt licht ik dit antwoord toe.

Kleine goedheid (la petite bonté)
Waar mensen op kunnen terugvallen als organisaties, systemen en structuren in de samenleving falen of haperen noemt Levinas kleine goedheid, la petite bonté. Kleine goedheid wordt door Roger Burggraeve ook getypeerd als een ethiek zonder systeem. Ik volg Burggraeves uitleg over de filosofie van Levinas in deze ethiekmonoloog.

Levinas vindt een aanknopingspunt voor zijn idee van kleine goedheid in een roman van Vasili Grossman, getiteld Leven en Lot, uit 1959. Het personage Ikonnikov verdedigt de opvatting dat het goede niet schuilt in de natuur, niet in de preken van geloofsleiders en profeten, niet in de doctrines van grote sociologen en volksleiders, maar in de liefde en het medelijden die gewone mensen in hun hart dragen voor elk leven. Zij brengen ‘de verloren pit’ die uit de schillen van het gewelddadig georganiseerde goede is weggevallen, terug onder de mensen én in de socio-politieke systemen en subsystemen.

Het gaat om de goedheid van een oude vrouw die een krijgsgevangene een stukje brood brengt. De goedheid van een soldaat die een gewonde vijand uit zijn veldfles laat drinken. De goedheid van de jeugd die mededogen toont voor de ouderdom. De goedheid van een boer die een oude Jood op zijn hooizolder verstopt. De goedheid van bewakers die hun eigen vrijheid riskeren om brieven van gevangenen door te geven aan diens moeders en vrouwen.

Van belang is het contrast waarin kleine goedheid opduikt, beschrijft Burggraeve. Ze is geen sentimentele opwelling in een context van zorgeloos samenleven. Kleine goedheid laat zich zien in een context van bedreiging, geweld en verschrikking en is daardoor van grote betekenis en kracht.

De goedheid waarover Levinas schrijft is klein, in de zin dat ze een ‘ethiek zonder systeem’ is. Ze verheft zich boven of buiten elk systeem. Het is juist haar roeping om systemen, met zijn vervreemdingen, te overschrijden. Ik denk nu aan medewerkers van de Belastingdienst in de toeslagenaffaire. Kleine goedheid bezit in haar zwakheid een bijzondere kracht die niets of niemand forceert, want ze dringt zich nooit op. Maar laat zich ook niet wegduwen. Dat is haar onvoorspelbare manier van ergens opduiken.

Levinas zegt over het onvoorspelbare karakter van kleine goedheid ook dit: ‘Elke poging om het menselijke helemaal te organiseren is tot mislukken gedoemd. Het enige wat levendig overeind blijft is de goedheid van het dagelijks leven. Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf. Ze ontsnapt aan elke ideologie. Ze valt buiten elk systeem, elke religie, elke sociale organisatie. Ondanks alle verschrikkingen die mensen teweeg hebben gebracht, houdt deze arme goedheid stand. Kleine goedheid blijft klein, onooglijk en is dus vaak zo goed als onzichtbaar, maar ze is daarom niet minder reëel.’

Individuele gewetens
Levinas ziet kleine goedheid ook als uitdrukking van individuele gewetens. Hij beschrijft het individuele geweten als drager van elke ethische verantwoordelijkheid voor elke, unieke ander.

In de relatie met de ander ontstaat morele waarde, zo leggen Joachim Duyndam en Marcel Poorthuis de filosofie van Levinas uit. De werkelijkheid zelf heeft volgens Levinas een morele basis. Die basis is te ervaren in de relatie met een ander en houdt verantwoordelijkheid voor elkaar in. Die verantwoordelijkheid noemt Levinas een ethisch appèl. Dat ethische appèl is je geweten om in verantwoordelijkheid met anderen samen te leven.

Zowel het stalinisme als het hitlerisme en alle systemen met autocratische trekken laten zien hoe de menselijke vrijheid meedogenloos wordt aangetast. Maar ware vrijheid bestaat volgens Levinas in de mogelijkheid om je terug te trekken. Door deze terugtrekking kun je als ethisch verantwoordelijk persoon een innerlijk leven creëren. Zo kun je je losrukken uit de bevangenheid van een gevestigde orde en ‘jezelf zijn’ tegenover die orde, in verzet bijvoorbeeld tegen totalitair gedachtegoed. Dat is in contact staan met je geweten en ook dat is een vorm van kleine goedheid.

Ik denk nu aan Poetins oorlogsideologie en extreme geweld, maar evengoed aan beleid dat, ondanks goede bedoelingen, verwordt tot een absoluut systeem waarin individuele werknemers kunnen worden meegezogen. Maar daar evengoed tegenwicht aan kunnen bieden met hun geweten.

Tranen die een functionaris niet kan zien
Er zijn tranen die een functionaris niet kan zien. Dat zijn de tranen van een unieke ander.’ Ook dit zijn woorden van Levinas. Wat een prachtig én pijnlijk beeld van de ambtenaar of administrateur die de tranen van mensen in nood niet ziet. Vervreemd van de mensen voor wie hij beleid maakt of procedures uitvoert. Levinas beschrijft dat individuen met hun geweten in staat zijn om het geweld te zien van (sub)systemen als gevolg van een absoluut gebruik van de rede. Hoe goed bedoeld ook, zo parafraseert Burggraeve Levinas, wetten kunnen onrechtvaardig zijn. Of ze worden onrechtvaardig, als ze niet meer functioneren wanneer zich nieuwe contexten of problemen aandienen. Er bestaat niet alleen een dictatuur van slechte wetten, maar ook van goede wetten.

Kleine goedheid is onderdeel van wie we zijn
De reden waarom Levinas denkt dat kleine goedheid nooit wint van het kwaad, maar ook nooit wordt overwonnen, komt neer op zijn mensbeeld. Kleine goedheid is, naast onze geneigdheid tot het kwaad, verweven met de menselijke conditie. Onze verantwoordelijkheid voor elkaar is verankerd in onze lichamelijkheid; we zijn door onze lichamelijkheid met anderen verbonden. Een verbondenheid die aan elke verbintenis voorafgaat.

Levinas ziet de menselijke geschiedenis niet als de strijd van het goede dat het kwaad probeert te overwinnen. Op basis van zijn oorlogservaringen stelt Levinas dat de mens niet machteloos is in de strijd met het kwaad. Het is omgekeerd; de kracht van het kwaad is machteloos in de strijd met de mens. Kleine goedheid houdt in haar zwakheid haar sterkte overeind, in de zin dat ze door de strijd van het kwade tegen het goede niet kapotgemaakt kan worden.

Hoop voor de toekomst
Een ethiek zonder systeem in de vorm van kleine goedheid is wat standhoudt in de wereld. Een wereld waar het kwaad bij hoort, maar machteloos is, dankzij kleine goedheid. Dat mensbeeld stemt mij hoopvol over de toekomst.

 

Geraadpleegde literatuurbronnen
Burggraeve, R. (2020). Geen toekomst zonder kleine goedheid. Naar genereus samenleven in verantwoordelijkheid vanuit Emmanuel Levinas. Antwerpen | Heeswijk-Dinther: Halewijn | Bernemedia.

Duyndam, J., & Poorthuis, M. (2005). Levinas. Kopstukken filosofie (2e druk). Lemniscaat.

Bron afbeelding
https://minnesotareformer.com/2023/05/29/a-memorial-day-poem-in-flanders-fields/